Achtergrond


Op mijn werk ben ik nogal veel bezig met taal, of beter met geletterdheid. Geletterdheid als eufemisme en positief alternatief voor analfabetisme. Het is immers belangrijk over een glas dat half leeg is, te zeggen dat het half vol is.[1] Analfabetisme was een vreselijke term. De ‘a-’ of ‘an-’ drukt zo sterk op het niet en het niet kunnen. Het niet kunnen lezen en schrijven dat gedetecteerd kon worden door mensen hun naam te laten schrijven. Wie dat niet kon, was analfabeet. We spreken over de eerste helft van de twintigste eeuw waarna een herdefiniëring[2] van analfabetisme kwam. Dan gingen we kijken of mensen misschien wel hun naam konden schrijven, maar misschien te weinig konden lezen en schrijven om bijvoorbeeld courante formulieren in te vullen. Wie dat niet kon, was niet langer analfabeet zonder meer; eerder ‘functioneel analfabeet’.

Geletterdheid

Ondertussen gaat het over ‘geletterdheid’ en dat iedereen voldoende geletterd moet zijn om te kunnen meedraaien in de maatschappij. Het addertje onder het gras in de vorige zin is natuurlijk het woord ‘voldoende’. Het woord geletterdheid moest ons positief doen kijken naar de problematiek door het doel te benoemen en niet het deficit. Maar ondertussen spreken we alweer over ‘laaggeletterd’ en nog veel erger ‘ongeletterd’; dan toch liever ‘analfabeet’! (Moeilijke woorden doen het op zich goed als eufemisme; een vleugje Grieks helpt).

Geletterdheid is niet alleen te begrijpen in de zin van lezen en schrijven: het omvat meer. Wie geletterd is, heeft genoeg bagage om ‘mee te zijn’. Geletterdheid, zeggen we in de basiseducatie, is een competentie. Op die manier verraad ik natuurlijk mijn broodheer: de Federatie Centra voor Basiseducatie. Binnen het volwassenen-onderwijs hebben deze dertien centra de missie de geletterdheid in Vlaanderen te verhogen. Het aangeboden onderwijs komt inhoudelijk overeen met de eindtermen van het lager onderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs.
Maar laat ik terugkomen op die brede betekenis van geletterdheid. Sommigen spreken ook over gecijferdheid om apart aan te duiden dat er ook mensen zijn die niet voldoende – daar zijn we weer – rekenvaardigheden bezitten om bijvoorbeeld te controleren of ze wel correct wisselgeld terugkrijgen. Voor alle duidelijkheid bevat de ‘geletterdheid’ waar ik het over heb alvast ook die gecijferdheid en meer…

"Geletterdheid is de competentie om informatie te verwerven,
te verwerken en gericht te gebruiken. Dit betekent met taal, cijfers en
grafische gegevens kunnen omgaan en gebruik kunnen maken van ICT.
Geletterd zijn is belangrijk om zelfstandig te functioneren en te participeren
in de samenleving en om zich persoonlijk te kunnen ontwikkelen."
[3]

Taal als middel

De centra voor basiseducatie hanteren een omschrijving die uitgaat van het functionele van taal. Taal is een middel om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. De visie op de gehanteerde didactiek in de basiseducatie zet het functioneel leren voorop. Cursisten moeten vaardigheden kunnen oefenen die ze daadwerkelijk – buiten de leeromgeving – nodig hebben. Taken moeten zinvol en dus ook authentiek zijn. De vooronderstelling is dat wie het moeilijk heeft met taal, kansen misloopt. Cursisten worden dus op het vlak van taal ondersteund om die kansen niet langer te mislopen. Taal beheersen is in die optiek niet het doel op zich.

De centra voor basiseducatie bedienen niet enkel Nederlandssprekende mensen die weinig leerkansen kregen. Het grootste deel van het aanbod richt zich op anderstaligen. Het gaat zowel over cursisten die gealfabetiseerd zijn in de eigen taal als over die cursisten die hun moedertaal niet kunnen lezen en schrijven. Het inburgeringsbeleid van de Vlaamse overheid verplicht nieuwkomers en moedigt steeds meer oudkomers (anderstaligen die hier al langer zijn) aan om een inburgeringstraject te volgen. Taallessen Nederlands vormen daarin het leeuwendeel, naast aandacht voor maatschappijoriëntatie.

In beleidsbrieven ter zake wordt taal vaak als “voorwaarde voor participatie”[4] omschreven. Wie het Nederlands niet beheerst, zou onmogelijk kunnen deelnemen aan de maatschappij. Dit is een visie die ik vanuit de praktijk niet helemaal volg. Ik werkte met cursisten die het erg goed deden in de taallessen, maar daarbuiten weinig aansluiting vonden bij de samenleving. Andere cursisten slaagden er wel in vlot te communiceren: hun boodschap over te brengen. Zij vertelden honderduit over contacten met buren en collega’s, maar wat ze als taal produceerden, kon bezwaarlijk ‘Nederlands’ genoemd worden. Het gekke is dat deze laatste cursisten vaker te horen krijgen dat ze het goed doen; de mensen begrijpen wat ze bedoelen...

Hoe zit dat dan? Wat is de bedoeling van het leren van taal? Het beheersen van de taal op zich – meetbaar in een woordenschattest en het nagaan van het hanteren van enkele grammaticale regels – is dat het doel? Ik denk het niet. Maar als je taal ziet als erin slagen om te communiceren, dan komen veel meer competenties, soms compenserende strategieën in beeld. Als je niet weet wat de benaming van een voorwerp is, maar je kan het omschrijven, dan ken je de woordenschat niet, maar je slaagt er wel in je uit te drukken...

Hoe belangrijk is de taal kennen of de taal spreken om te participeren in de maatschappij? Het gaat over veel meer. Maar binnen het gebied van de taal ook het juiste taalregister gebruiken, de wetten van die andere cultuur oppikken en die code hanteren. Wie dat kan, wordt begrepen en vindt zijn weg. Noch de woorden, noch de grammatica zijn daartoe echter voldoende voorwaarden. In het spreken met mensen in armoede, mensen die vaker dan anderen moeite hebben met geletterdheid, hoor ik vaak spreken over de ‘missing link’. Zo benoemen ze de kloof die zij ervaren tussen henzelf en de maatschappij. Als ze de ‘missing link’ uitleggen, komen de bovenstaande overwegingen evengoed in kaart. Bij vzw De Link, de organisatie die instaat voor de coördinatie van de opleiding en tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting, wordt dit zo omschreven:
“De missing link gaat over een wederzijds niet kennen van elkaars leefwereld,
elkaars gevoelens en verwachtingen, elkaars waarden en normen,
elkaars denkpatronen en oplossingsstrategieën, elkaars evidenties, enz.
De missing link gaat evenzeer over het zich niet bewust zijn
dat men al die aspecten van elkaars leefwereld niet kent.”[5]

Taal en leren

Als ik zeg dat ik voor mijn werk nogal veel met taal bezig ben, bedoel ik dat dus in de meest brede betekenis van taal. Toen ik als lesgever begon in de basiseducatie, gaf ik voornamelijk Nederlands als tweede taal. Al het evidente in lesgeven is opeens niet meer evident. Je kan het niet uitleggen, want ze begrijpen de taal niet, maar het gaat over nog veel meer. Les volgen vraagt een aantal schoolse vaardigheden zoals correct kopiëren wat de leraar op bord schrijft en nog belangrijker: controleren of je wel juist overgeschreven hebt. Het intrigeert me dat het evidente niet evident is en het misschien nooit zal zijn, wat op zich misschien een evidentie is.

Taal en leren leunen erg dicht bij elkaar. Dichter dan ik dacht voor ik die praktijkervaring opdeed. In zijn bijdrage in het boek Nieuwe taalwetenschappen levert Piet Van de Craen “doorslaggevende argumenten om leren en taalleren als twee aspecten van eenzelfde capaciteit, leren, te begrijpen”[6]. Taalleren en leren zijn op de een of andere manier verbonden, maar volgens mij niet het één als voorwaarde voor het ander. Als sociaal agoog, pedagoog, moet ik me ervoor hoeden in de val te trappen alles te zien vanuit mijn vakgebied: leren.

Taal en filosofie

Vanuit de filosofie wil ik op zoek gaan naar het oorspronkelijke van taal; de betekenis. Ik bestudeer daarvoor enkele werken van Heidegger. Wat schrijft Heidegger over taal en het zijn van taal? Hopelijk levert het lezen van Heidegger me meer inzichten op in wat hierboven staat.

Een populaire uitspraak van Heidegger over taal is de volgende: “Die Sprache ist das Haus des Seins. In ihrer Behausung wohnt der Mensch.”[7] Taal als ‘huis van het zijn’, het klinkt in ieder geval erg gewichtig en hoogdravend. Maar wat bedoelt de meester daarmee? Het internet levert tal van mogelijke interpretaties; de ene al interessanter dan de andere. Blogger Marciano Guerrero interpreteert het zo: “When humans master a language, they are never homeless.”[8] Dat dit een geruststellende gedachte is, staat buiten de discussie, maar is dit wel waar het volgens Heidegger over gaat?

Heideggers denken

Om het thema ‘Heideggers denken over taal’ te verkennen, begon ik met de lectuur van Dreyfus inleiding op het eerste deel van Sein und Zeit. Een uiterst verhelderend werk dat het lezen en herlezen in Sein und Zeit, gemakkelijker maakte. Onder de welluidende titel Why Study Being and Time? leidt Dreyfus zijn inleiding op Heidegger in. Volgens de auteur maakt Sein und Zeit  “manifest waar we al vertrouwd mee zijn” [9] en levert Heidegger “een positieve methodologie om de mens systematisch te bestuderen”[10].

Volgens Dreyfus breekt Heidegger met de traditie. Heidegger vindt de theorie van Plato te beperkt en minimaliseert het bewuste zoals Descartes het beschrijft. Om deze breuk te maken, introduceert Heidegger een analyse van intentionaliteit. Hij haalt vijf veronderstellingen uit de traditie onderuit.[11] Deze worden in wat volgt op basis van Dreyfus’ inleiding toegelicht.

Verschillende denkers stellen dat we denken en handelen op basis van onderliggende principes. Wanneer we erin slagen deze principes bloot te leggen, krijgen we controle op het leven. Heidegger vraagt zich enerzijds af of dit mogelijk is en anderzijds of dit wenselijk is. Alledaagse vaardigheden en handelingen zijn voor hem het resultaat van socialisering. De achtergrond waartegen de socialisering zich afspeelt, kunnen we niet zichtbaar maken. De achtergrond begrijpen is het zijns-verstaan begrijpen. Heidegger stelt in vraag of dit mogelijk is. Ook de manier waarop mensen zichzelf en de wereld begrijpen is door die achtergrond beïnvloed. Heidegger duidt dit aan als ‘hermeneutiek blijft in de hermeneutische cirkel’. We kunnen niet uit de wereld stappen om de achtergrond en zijn invloeden te beschrijven omdat we er middenin zitten. Het is dus onmogelijk hier kritisch over te reflecteren en de onderliggende principes hiervan bloot te leggen. Expliciteren is onmogelijk.[12]

Daarnaast stelt Heidegger het concept mentale voorstelling van Descartes in vraag. Volgens Descartes beschikken mensen over mentale voorstellingen om zich op iets te kunnen concentreren en om te kunnen handelen. Dit ‘intentionele onderdeel’ van het bewustzijn werd ook door Husserl en Searle onderzocht. Volgens Heidegger kan de idee niet kloppen van een mentale voorstelling als de cognitieve ervaring die de basis is voor het onderscheid en de relatie tussen object en subject. Volgens hem is er een meer oorspronkelijke conditie die het in-de-wereld-zijn vooronderstelt. In-de-wereld-zijn is niet-representeerbaar en niet-formaliseerbaar. Heidegger stelt het cognitisme als dusdanig in vraag.[13]

Plato was ervan overtuigd dat er een impliciete holistische theorie bestaat die de fundamenten van de werkelijkheid bevat. Husserl en Descartes dachten meer in termen van representaties en horizontale intentionaliteit. Allen gaan ervan uit dat de werkelijkheid analyseerbaar is, dat er een holistisch netwerk van intenties bestaat. Heidegger gaat daarmee niet akkoord, meteen is dat de derde veronderstelling die hij onderuit haalt. Volgens hem is er geen theorie van gedeelde kennis mogelijk, hij wijst de mogelijkheid van theoretisch holisme af. We moeten terugkeren naar de fenomenen van de alledaagse menselijke activiteit om iets over het zijn te weten te komen.[14]

Theorie is niet beter of belangrijker dan praktijk. Daarmee gaat Heidegger in tegen de Griekse traditie. De Griekse wijsgeren plaatsten objectieve theorie immers boven subjectieve praktijk. Plato stelde dat de alledaagse praktijk slechts de schaduw was van de werkelijke principes. Filosofen geloofden dat je pas echt kan ontdekken hoe de dingen zijn door je te onttrekken aan de dagdagelijkse beslommeringen. Zo sloot bijvoorbeeld Descartes zichzelf op in een warme kamer, los van passie en betrokkenheid, om te kunnen filosoferen.[15]

Ten slotte schaart Heidegger zich niet achter de gedachte van het methodologisch individualisme. Heideggers opvatting komt ongeveer overeen met die van Dilthey: filosofie is geen activiteit van individuele subjecten. Deze opvatting is tegengesteld aan het methodologisch individualisme dat Descartes, Husserl, Sartre en anderen aanhangen. Wittgenstein stelde dat de meeste filosofische problemen op te lossen zijn door de alledaagse sociale praktijk te beschrijven. Maar hij stelt vast dat dat in de kortste keren uitmondt in een hopeloze knoeiboel. Wittgenstein stelt voor dit te accepteren, het dus niet te willen verklaren. Heidegger gelooft net wel in het beschrijven van de praktijk, maar daar is een nieuwe woordenschat voor nodig. De werkelijke achtergrond is immers onzichtbaar voor wie het intentionalisme aanhangt. Het oog dat kijkt, is immers zelf onzichtbaar.[16]

Heidegger bevrijdt zichzelf volgens Dreyfus van deze traditionele vooronderstellingen en wil opnieuw beginnen. Wat volgt, ligt in het verlengde van het bovenstaande. Daarom was het nodig bij deze krachtlijnen in het werk van Heidegger stil te staan.

Ontoegankelijke taal

Heidegger ontwikkelt een alternatief denkkader met nieuwe begrippen. Deze begrippen zijn nodig om zijn denken over zijn en tijd toe te lichten.[17] De woorden en de taal die Heidegger gebruikt om dit alternatief denkkader te expliciteren wordt niet door iedereen evenzeer gesmaakt; of op zijn minst met gemengde gevoelens onthaald. In zijn eindverhandeling «Das Schwierige liegt in der Sprache» thematiseert Geert Gooskens het taalgebruik van Heidegger. De keuze voor zijn onderwerp verraadt dat Heideggers taal hem intrigeert. Aan de andere kant stelt hij dat Heideggers oeuvre te boek staat als “een oeuvre dat, juist omwille van het ondoorzichtige taalgebruik, moeilijk toegankelijk is”.[18] De filosoof hanteert volgens Gooskens “een taal die de lezer voor raadsels stelt”[19], “meer vragen oproept dan ze beantwoordt”[20] en is Heideggers schrijven “niet in staat om dat wat het ‘beschrijft’ (zijn) ondubbelzinnig te laten verschijnen”[21]. In de zoektocht die volgt, zal moeten blijken of het lukt die drempel van Heideggers taal te overstijgen.

Dat Heideggers taalgebruik zijn werk eerder ontoegankelijk maakt[22] wil niet zeggen dat de invloed van Heidegger op het denken in de twintigste eeuw en daarna alleen in de academische wereld zijn sporen nalaat. “Wherever people understand themselves and their work in an atomistic, formal, subjective, or objective way, Heidegger’s thought has enabled them to recognize appropriate alternative practices and ways of understanding and acting available but neglected in our culture.”[23] Maar moet je Heideggers Sein und Zeit zelf lezen en doorworstelen om geïnspireerd te geraken door zijn werk?

Heidegger over taal

Heideggers denken over taal bouwt volgens Charles Taylor verder op de expressieve constitutieve theorie van Herder. Herder reageerde op denkers zoals Hobbes, Locke en Condillac die taal begrepen binnen de moderne representatie-epistemologie beïnvloed door Descartes. Taal is voor hen een instrument met een functie: taal maakt wetenschap en verlichting mogelijk. In tegenstelling tot de platoonse traditie staat taal in deze theorie niet volledig buiten de mens, wat een stap vooruit is, maar ontstaat taal enkel door ons eigen toedoen, door de rede. De representatietheorie laat echter geen ruimte voor reflectie en expressie die eigen zijn aan taal. Herder klaagt dit aan omdat taal ons net toelaat nieuwe emoties, doelen en relaties onder woorden te brengen en nieuwe verbanden te ontdekken. Taal transformeert met andere woorden onze volledige omgeving en dat gebeurt in een wisselwerking.[24]

Dat Heidegger zich met zijn denken over taal in de traditie van Herder bevindt, stelt Taylor, is zichtbaar in uitspraken als taal is het ‘huis van het zijn’. Hiermee geeft hij aan dat taal meer moet zijn dan een instrument. Voor Aristoteles was de mens een rationeel dier, voor Heidegger zijn mensen taaldieren.[25] Taal is er niet alleen om te communiceren, ze maakt ook – al dan niet bedekt – intenties zichtbaar en toont het zijnde als een zijnde. Of zoals Heidegger het schrijft: “Aber die Sprache ist nicht nur und nicht erstlich ein lautlicher und schriftlicher Ausdruck dessen, was mitgeteilt werden soll. Sie befördert das Offenbare und Verdeckte als so Gemeintes nicht nur erst in Wörtern und Sätzen weiter, sondern die Sprache bringt das Seiende als ein Seiendes allererst ins Offene.”[26] Taal is erg belangrijk voor Heidegger, legt Taylor uit: “Language is essential to what we could argue is the central focus th[r]oughout Heidegger’s philosophy, the fact/event that things show up at all.”[27] Taal opent voor Heidegger de toegang tot betekenis.[28]

In zijn hoofdwerk Sein und Zeit (1927) legt Heidegger de fundamenten voor zijn denken en dus ook zijn denken over taal. Het was belangrijk die fundamenten te verkennen. Maar er is meer nodig. “Heidegger’s main interest was ontology or the study of being. In his fundamental treatise, Being and Time, he attempted to access being (Sein) by means of phenomenological analysis of human existence (Dasein) in respect to its temporal and historical character. After the change of his thinking (“the turn”), Heidegger placed an emphasis on language as the vehicle through which the question of being can be unfolded.”[29] Het is dus in zijn later werk dat Heidegger meer interesse toont voor het onderwerp taal. Hij ziet er zelfs een manier in om via taal de zijnsvraag te ontsluieren.

In Der Ursprung des Kunstwerkes,[30] uitgegeven in 1949/1950, maar gebaseerd op lezingen in de jaren dertig,[31] maakt taal hier en daar zijn opwachting. In 1947 is in Brief über den »Humanismus« schetst Heidegger voor het eerst het beeld van taal als ‘huis van het zijn’[32]. Maar de kernbron voor dit werk werd Heideggers werk Unterwegs zur Sprache, [33] een verzameling van zes lezingen over taal: Die Sprache (1950), Die Sprache im Gedicht (1952), Aus einem Gesprach von der Sprache (1953/54), Das Wesen der Sprache (1957/58), Das Wort (1958) en Der Weg zur Sprache (1959).

Onderzoek

Geert Gooskens schrijft in zijn eindverhandeling over de taal van Heidegger: “Telkens als we een formulering uit Heideggers geschriften willen overnemen, is dit schrijven alweer onderweg naar een andere manier om het zijn ter sprake te brengen en ook die poging zal falen, waardoor wederom de noodzaak ontstaat een betere formulering te zoeken.”[34] Het komt hierop neer een manier te vinden waarop de betekenis van wat geschreven is zich kan ontplooien. Gooskens besluit zijn werk met deze tip: “Heideggers geschriften wil[len] niet worden nagepraat, maar wachten op ons antwoord.”[35] In de reeks Kopstukken Filosofie stelt Michael Inwood: “Misschien zouden wij het volgende moeten doen: aangespoord tot eigenlijkheid door onze ontmoeting met Heidegger, moeten wij Heidegger behandelen zoals hij Aristoteles, Descartes of Kant behandelde, door zijn werk uit te leggen en te ontrafelen en het als basis voor nieuwe gedachten van onszelf te gebruiken.”[36] Een klassieke bespreking van Heideggers denken over taal kan dit dus niet worden.

Unterwegs zur Sprache vangt aan met een dialoog tussen “einem Japaner und einem Fragenden”[37]. De interviewer is Heidegger zelf, de Japanner is een zekere graaf Kiko die bekend is met het werk van Heidegger. Dit werk wordt een blog en wil een antwoord zijn op al het bovenstaande onder dit motto:

“Das Gerede ist die Möglichkeit,
alles zu verstehen
ohne vorgängige Zueignung der Sache.”[38]

In het Nederlands wordt dat: “Het gepraat biedt de mogelijkheid alles te verstaan zonder voorafgaande toeëigening van de zaak.”[39] Het is de bedoeling dit statement aan een praktische toets te onderwerpen. Via gepraat kan volgens Heidegger betekenis naar boven komen en dit zonder dat de sprekers het onderwerp van het gesprek ten gronde moeten kennen. Heidegger heeft het niet enkel over “Gerede” (gepraat) maar ook over “Geschreibe”[40] (geschrijf)[41]. Geschrijf is dan de geschreven variant van gepraat in een wereld waar internet meer en meer aanwezig wordt, komen we terecht bij ‘geblog’: geschrijf op internet.

De blog krijgt de titel Onderweg naar taal en gaat op zoek naar het oorspronkelijke van taal; de betekenis. Naast die zoektocht naar taal, die vooral in het bloggen aanwezig is, is de vraag in de discussie achteraf of er in het geblog ‘verstaan’ kan ontstaan.

Onderweg naar taal

De dialoog kijgt de vorm van een blog. Het schrijven gaat trager dan het spreken en is daarom ook realistischer wat betreft het tempo van de dialoog tussen twee centrale auteurs. Beide figuren zijn immers minder bekend met het werk van Heidegger. Hen een dialoog laten voeren zou erg onnatuurlijk overkomen. De vragen die ze elkaar stellen, kunnen ze niet direct beantwoorden: ze moeten erover nadenken, iets opzoeken, het laten bezinken…

Maar wie schrijft nu alleen over het denken van Heidegger? De personages zijn geen asociale creaturen: ze stellen elkaar ook vragen over het dagelijks leven en vertellen wat ze denken en associëren bij elkaars verhalen. Het gepraat is deel van de dialoog. Het gepraat, het alledaagse, als deel van de briefwisseling, wordt in wat volgt in rode letters gedrukt. Gerede, gepraat, is bij Heidegger een positief begrip: “Er [das Gerede] bedeutet terminologisch ein positives Phänomen, das die Seinsart des Verstehens und Auslegens des alltäglichen Daseins konstituiert.”[42] Het gepraat zorgt voor de verbinding van het zijn en het alledaagse. Het gepraat zorgt ervoor dat het Dasein (zie verder in brief 1) begrijpt en uitlegt. Het begrijpen en uitleggen is wezenlijk voor het zijn. Het gepraat kan daardoor het zijn in zijn alledaagsheid tonen.

Het gepraat als context en omkadering van de dialoog moet ervoor zorgen dat de betekenis van wat gezegd wordt maximaal blijft. “Als het gepraat ons wil helpen om de wereld te begrijpen en er zo greep op te krijgen,” stelt Gooskens, “dan moet het zijnde er correct in worden afgespiegeld. Het gepraat is dus uit op de adequate representatie van het zijnde waarover het praat”[43].

De reis

Onderweg naar taal is de titel van Heidi’s reisblog geworden. Zij vertrekt en houdt thuisblijver Siebe op de hoogte van haar tocht. De blog wordt gedragen door deze twee centrale ‘auteurs’. Daarnaast biedt een blog een forum voor ‘bijdragers’.

Heidi vertrok voor tien weken naar Dasein (maar bleef er twaalf weken) en legde een hele reisweg af. Heidi bereidde haar reis naar Dasein voor door Heideggers werk te bestuderen en te verwerken in stadsplannen met bezienswaardigheden. Deze bezienswaardigheden zijn citaten uit Heideggers werk. Op die manier werd Heidegger de gids onderweg naar taal. De steden zijn gebaseerd op deze werken:


Bestaan (B): Der Weg zur Sprache (1959) in: UzS, pp. 256-268.
Dasein (D): Sein und Zeit (1927), pp. 160-166.
Filosofia (F): Brief zur >Humanismus< (1947).
Gepraat (G): Sein und Zeit (1927), pp. 167-170.
Heen en Weer (HW): Das Wesen der Sprache (1957/58) in: UzS, pp. 177-198.         
Humboldt (H): Der Weg zur Sprache (1959) in: UzS, pp. 243-250. 
Men (M): Sein und Zeit (1927), pp. 166-167.
Naburigheid (N): Das Wesen der Sprache (1957/58) in: UzS, pp. 198-216.
Taalpoel (T): Das Wesen der Sprache (1957/58) in: UzS, pp. 159-177.                          
Woorden (W): Das Wort (1958) in: UzS, pp. 219-238.
Zeggen (Z): Der Weg zur Sprache (1959) in: UzS, pp. 241-243 en 250-256.

Wat volgt wordt best gelezen na het doornemen van de blogs. (Het bevat de ontknoping.)

 

Discussie

Stilte. De oorsprong van taal? Is het dat nu? Was daar zo’n tocht voor nodig? Dat taal uit stilte ontstaat, wordt misschien onthaald op: “Ja, dat zal wel! Als het niet stil genoeg is, dan hoor je toch niet wat er gezegd wordt?” Heidegger kan tegelijk banaal en diepzinning klinken. In de inleiding werd al vermeld dat Heidegger, volgens Dreyfus, manifest maakt waar we al vertrouwd mee zijn[44]; vandaar waarschijnlijk het gevoel van banaliteit. Maar aan de andere kant is er ook een  diepere betekenis. Het is gemakkelijk Heidegger goed te begrijpen. Een voorbeeld uit Aus einem Gesprach von der Sprache:[45]

Fragenden: Unserem heutigen Denken ist es aufgegeben, das griechisch Gedachte noch griechischer zu denken.
Japaner: Und so die Griechen besser zu verstehen, als sie sich selbst verstanden.
Fragenden: Dies gerade nicht; denn jedes große Denken versteht sich selbst, d. h. sich in den ihm zugemessenen Grenzen, immer am besten.
Japaner: Was soll es dann heißen: das griechisch Gedachte griechischer denken?

Gooskens stelt dat Heideggers schrijven niet in staat is om dat “wat het ‘beschrijft’ (zijn), ondubbelzinnig te laten verschijnen.”[46] En dat klopt – natuurlijk – want wat Heidegger schrijft, is steeds minstens dubbelzinnig, als het al niet ‘meer’zinnig is. Het is noodzakelijk om de volle betekenis van Heideggers woordenschat in de vingers te krijgen om goed te begrijpen wat bedoeld wordt. Elke lezing van Heideggers werk leidt opnieuw tot inzichten omdat zijn oeuvre zo rijk is. Maar het geblog zorgde ervoor dat Heideggers denken over taal uitgelegd kon worden en de basis kon zijn voor “nieuwe gedachten.”[47]

Tonen

Het was in he t bloggen de bedoeling Heideggers werk naar voor te brengen en te tonen hoe zijn werk gelezen en begrepen kan worden. Het opzet was de dialoog aan te gaan en mee op pad te gaan; onderweg naar taal. Zo liet het geblog het toe betekenis te laten ontstaan en het ‘zijn’ van taal hier en daar te laten verschijnen. Het is niet noodzakelijk Heideggers werk zelf te lezen om iets te leren over het ‘zijn’ van taal, al was het niet eenvoudig om een taalregister te vinden dat het toeliet om de reis in een blog te vatten. Gelukkig was er een dappere ‘compagnon de route’ die wees op wereldvreemde gedachtesprongen, onleesbare zinnen, onmogelijke woord-opvolgingen (die misschien net iets te Heideggeriaans waren) en inspiratie leverde voor het personage van Siebe. Het moest immers een toegankelijk pad worden.

Arnold Schalks had in 1992 het plan opgevat om Unterwegs zur Sprache te vertalen in het Nederlands, maar schrijft uiteindelijk: “gaandeweg stuitte ik op onoverkomelijke taalhindernissen, die mij ertoe dwongen het werk op een andere wijze te ‘vertalen’” [48]. Hij maakte uiteindelijk een installatie om het werk te tonen: [49]

Transport
De ene helft van de installatie bestaat uit objecten. Het zijn gebruiksvoorwerpen met de vorm van een reisattribuut. Ze zijn draagbaar en voor het verrichten van een bepaalde handeling ontworpen. Het is bezoekers toegestaan de voorwerpen om te hangen, ze te 'gebruiken'.

Transitie
De andere helft van de installatie bestaat uit grafiek. Het beeldt de werking van een respectievelijk gebruiksvoorwerp af, vertolkt daardoor diens functie en verbeeldt daarmee wat men op weg naar de taal onder meer aantreft.

In het bloggen doken heel wat kunstwerken op. Ze lieten het toe Heideggers ideeën te tonen. Heidegger zoekt het tonende van taal in Unterwegs zur Sprache in de poëzie zoals in Die Sprache im Gedicht,[50] maar ook andere kunstvormen hanteren taal en laten taal spreken. “Das Wesen der Kunst, worin das Kunstwerk und der Künstler zumal beruhen, ist das Sich-ins-Werk-setzen der Wahrheit.”[51] Of: “Het wezen van de kunst, waarop zowel het kunstwerk als de kunstenaar berusten, is het zich-in-het-werk-stellen van de waarheid.”[52] Bijna als vanzelf doken de kunstwerken onverwachts op tijdens het bloggen; of werd Heideggers invloed de bloggers teveel?

Een weg banen

In het bloggen was het niet eenvoudig om die ideeën van Heidegger te kiezen die de blog tot één geheel zouden maken. Bij het uitzetten van het scenario was het bijvoorbeeld de bedoeling om taal in vier gedaantes naar voor te brengen: als werktuig, als Dasein, als intrawereldlijke entiteit en als tekensysteem. Heidegger vraagt zich in Das Wesen der Sprache af of een naam, of een woord een teken is: “Ist der Name, ist das Wort ein Zeichen? Alles liegt daran, wie wir das denken, was die Worte »Zeichen« und »Namen« besagen.”[53] Het is echter niet gelukt om taal als tekensysteem te integreren. Dat is jammer want dit idee kon dan weer gelinkt worden aan ideeën van Foucault die het zo ziet: “Remettre an jour l'origine du langage, c'est retrouver le moment primitif où il était pure désignation.”[54] En: “Par rapport à l'ordre évident, nécessaire, universel, que la science, et singulièrement l'algèbre, introduisent dans la représentation, le langage est spontané, irréfléchi; il est comme naturel.”[55] Maar deze weg inslaan zou de blog een andere richting gegeven hebben en dan weer te ver geleid hebben.

De dialoog eiste een eigen dynamiek, nam soms onverwachte wendingen, raakte hier en daar in een stroomversnelling en week van de uitgestippelde reisroute af. Hetzelfde overkwam Heidegger in zijn gesprek met een Japanner:

Japaner:  Wir gelangen so auf den zuerst eingeschlagenen Weg unseres Gespräches zurück.
Fragenden: Wo wir mit der Erläuterung des Hermeneutischen nicht allzu weit gediehen sind. Ich erzählte Ihnen mehr nur Geschichten, die zeigten, wie ich zur Verwendung des Namens gelangte.
Japaner: Ich stellte dagegen fest, daß Sie jetzt den Namen nicht mehr gebrauchen.
Fragenden: Schließlich betonte ich, das Hermeneutische meine, als Beiwort zu »Phänomenologie« gebraucht, nicht wie üblich die Methodenlehre des Auslegens, sondern dieses selbst.
Japaner: Dann verlor sich unser Gespräch ins Unbestimmte.
Fragenden: Zum Glück.
Japaner: Gleichwohl danke ich Ihnen, daß Sie noch einmal auf die Hermeneutik zurückkommen.[56]

Het geblog kan net als gesprekken en gedachten afdwalen, maar daarom wordt het niet minder interessant: opeens duikt het pad weer op. Onverwachts konden we een glimp opvangen van het ‘zijn’ van taal. Op die manier wordt de reis, het onderweg zijn, boeiender dan de bestemming. Voor Heidegger heeft onderweg zijn eveneens de betekenis van tussen wegen zijn: “Wir sind unterwegs. Was meint dies? Wir sind noch unter Wegen, inter vias, zwischen verschiedenen Wegen. Über den einen unumgänglichen und deshalb vielleicht einzigen Weg ist noch nicht entschieden”.[57] De ‘juiste’ weg is nog niet te onderscheiden van de andere. Reizen betekent een weg banen en een weg zoeken. Het kan gebeuren dat de bestemming niet is wat verwacht werd, dat het uitzicht op de bergtop erg tegenvalt – mist misschien – maar dan werd de bestemming wellicht eerder al bereikt.

Het bloggen bleek interessant om het denken over taal van Heidegger uiteen te zetten. De dialoog liet toe meerdere standpunten naar voor te brengen, zonder dat het personage schizofreen overkwam. Dit was nodig omdat het een hele zoektocht was om te vinden wat taal is voor Heidegger. Hij worstelde er ook mee. Zo stelde hij zelf tekortkomingen vast in zijn uitspraak ‘taal is het huis van het zijn’:[58]

Fragenden: Auch die Wendung »Haus des Seins« liefert keinen Begriff des Wesens der Sprache, zum Leidwesen der Philosophen, deren Unmut in solchen Wendungen nur noch einen Verfall des Denkens findet.

En eigenlijk waren de meeste van Heideggers ideeën over taal al aanwezig in Sein und Zeit. In zijn gesprek Zwischen einem Japaner und einem Fragenden, raadt hij de Japanner daarom aan het stuk over taal in Sein und Zeit “aufmerksamer” te lezen.[59]

Japaner: Auch später, in »Sein und Zeit«, bleibt Ihre Erörterung der Sprache recht sparsam.
Fragenden: Doch vielleicht lesen Sie einmal nach unserem Gespräch aufmerksamer den § 34 in »Sein und Zeit«.

Het is ook in dit type uitspraken dat Heidegger erg streng overkomt. Ippel en Zijlstra twijfelen er daarom aan of het werk van Magritte wel gerelateerd mag worden aan dat van Heidegger: “Wat bij Heidegger zeker niet te vinden is, is de lichtvoetigheid en de visuele humor van Magrittes werk”[60]. Magritte is grappig terwijl Heidegger een “diepzinnige denker”[61] is. Onderweg naar taal kon ook humor taal laten verschijnen. Het is maar de vraag of Heidegger dit had kunnen smaken.

Reizen om te leren

Niet alleen de dialoogvorm bood mogelijkheden, maar de reis zelf ook. Nieuwe ideeën konden aan nieuwe plaatsen gekoppeld worden en inzichten konden groeien in de loop van de reis. Volgens Heidegger vraagt leren, wetend worden, een reis afleggen om inzicht te verwerven: “Lernen heißt: wissend werden. Wissend ist, lateinisch gesprochen, qui vidit, wer etwas gesehen, erblickt hat, wer das Erblickte nie mehr aus dem Blick verliert. Lernen heißt: in solches Erblicken gelangen. Dazu gehört, daß wir es erlangen, nämlich unterwegs, auf einer Fahrt. Sich in das Er-fahren schicken heißt: lernen.”[62]

Zowel leren als reizen eisen doorzettingsvermogen en vastberadenheid. Is daar wel iets te vinden of te zien? Hoe zinvol is het om vijf verschillende betekenissen van woorden van buiten te leren? Zoveel moeite doen om misschien maar een glimp of een schijnsel op te vangen? Zal aan de andere kant het gras wel groener zijn of wacht daar een vuilnisbelt in plaats van een adembenemend uitzicht? Als er zoveel twijfels zijn, zullen er dan anderen willen meegaan? Of wordt het een eenzame reis?

Reisgenoten

Het opzet bood mogelijkheden voor toeschouwers en bijdragers, maar weinigen grepen die kans. Het was erg moeilijk om mensen mee op weg te krijgen. De uitnodiging riep heel wat weerstand op. De blogs waren te lang, de blog was te moeilijk leesbaar omdat het witte letters op een blauwe achtergrond waren, een imaginaire reis is niet interessant, het reageren lukt technisch niet, geen tijd, twijfel over het nut, de onduidelijkheid van de bedoeling, het is interessant maar het past niet helemaal, te moeilijk, … Wellicht zijn dit meer dan uitvluchten. We zijn zo gewoon om aan een stevig tempo te leven en de tijd vinden om een blog van gemiddeld vijfhonderd woorden aandachtig te lezen over een onderwerp dat wel aansluiting zoekt bij het alledaagse, uit het alledaagse komt, maar niet alledaags is: het is niet evident. Bedankt aan wie wel durfde meedoen!

“Bij het horen van het woord filosofie, of het woord wijsbegeerte, slaat de schrik ons om het hart. Het is voor de meesten van ons een vreemde wereld van hooggeleerde dames en heren die in onze ogen voornamelijk wartaal uitslaan. Dikwijls is dat ook zo, zelfs als je hun vakjargon een beetje verstaat.”[63] Hoeveel moed vraagt het om op het internet aan het filosoferen te slaan? Is wat ik denk wel interessant en origineel genoeg? Hangt het voldoende samen, is het consistent? Maar vooral: hoe gaat men reageren? Op een blog van Tinneke Beeckman reageert een zekere Richard van Egdom: “Tinneke zal het wel goed bedoelen maar getuigt van een naieviteit recht evenredig met haar kennis van politieke economie.”[64] Na deze fraaie inleiding volgt weliswaar een uitgewerkte mening, maar moet dit echt zo? Dus hoe gaat men reageren op mijn mening, die ik blijkbaar zelf waardevol genoeg vind om ze te vereeuwigen op het internet: het internet heeft een olifantengeheugen en is erg publiek. Dus misschien wel angst…

Durven

Mensen willen als vanzelf aan de normen van ‘het men’ voldoen[65] en maken zich hier misschien teveel zorgen over? Heidegger heeft het over “afstandelijkheid”[66]. Vaak is het veiliger en gemakkelijker om op te gaan in ‘het men’. Dasein is steeds in de verleiding om in ‘het men’ te vervallen.[67] Das Dasein wird in der Geworfenheit mitgerissen, das heißt, als in die Welt Geworfenes verliert es sich an die »Welt« in der faktischen Angewiesenheit auf das zu Besorgende,”[68] stelt Heidegger. De geworpenheid van Dasein sleurt het dus mee in zijn dagdagelijkse beslommeringen. Het is moeilijk hieraan te ontkomen want ‘het men’ suggereert het echte leven te kunnen bieden: “Die Vermeintlichkeit des Man, das volle und echte »Leben« zu nähren und zu führen, bringt eine Beruhigung in das Dasein, für die alles »in bester Ordnung« ist, und der alle Türen offenstehen.”[69]

Heidegger beschrijft drie manieren van zijn:[70] “Eigentlichkeit”, “Uneigentlichket” en “modale Indifferenz”[71]. Dasein kan erin slagen, schijnbaar in slagen of niet in slagen om authentiek om te gaan met de ongemakkelijkheid van het bestaan. Oneigenlijkheid is kiezen voor een sociale rol, beschikbaar in het publieke leven en zo zijn eigen ongemakkelijkheid doen verdwijnen. Dasein kiest dan schijnbaar voor authentiek bestaan. De modale indifferentie is niet kiezen. Voor Heidegger zijn alle drie modi positief,[72] maar het Dasein is “een zijnde dat zichzelf kan kiezen,”[73] volgens Van den Bossche: “In die keuze kan het winnen of verliezen en winnen betekent: eigenlijk zijn. Menszijn is voor Heidegger een kunnen-zijn.”[74] Heidegger moedigt ons aan te kiezen voor ‘eigenlijk’ bestaan en niet steeds te vervallen in ‘het men’, deel te worden van ‘het men’ of op te gaan in het decor.

Enerzijds is er de verleiding in ‘het men’ te vervallen en anderzijds houden we in het dagelijks leven niet altijd van praatjes. Denk maar aan de herkenbaarheid van Paroles, paroles van Dalida:[75]

Homme:   Tu es comme le vent qui fait chanter les violons et emporte au loin le parfum des roses
Dalida:    Caramels, bonbons et chocolats
Homme:   Par moments, je ne te comprends pas
Dalida:    Merci, pas pour moi mais
              Tu peux bien les offrir à une autre
              Qui aime le vent et le parfum des roses
Homme:   Moi les mots tendres enrobés de douceur
              Se posent sur ma bouche
              Mais jamais sur mon cœur
Dalida:    Une parole encore
              Paroles et paroles et paroles

Ook in het alledaagse gepraat roepen we de gesprekspartner op om niet langer praatjes te verkopen maar écht iets te zeggen. Een fragmentje uit Ice Age tussen twee verliefde mamoeten[76] illustreert dit treffend (nog dieper in het alledaagse afdalen, kan niet meer).

Ellie:     Nu begrijp ik waarom de jongens me niet aantrekkelijk vonden.
Manny: Dat is jammer, want voor een mammoet ben je… euch…
je weet wel.
Ellie:     Wat?
Manny: Wel, euch… euch… wel aantrekkelijk.
Ellie:     Echt?
Manny: Natuurlijk.
Ellie:     Wat is aantrekkelijk aan mij?
Manny: Hé? Wel… euch… ik weet het niet… wel… euch…

De ‘euch’s’ verraden de aarzeling en de moeilijkheid om iets anders te zeggen dan mooie praatjes.
Uit het gepraat stappen, vraagt moed en ook het geblog vraagt moed, wellicht nog meer dan het geschrijf en het gepraat. Heidi antwoordde in de blog nooit op Siebes vraag over Kant: Wat zou Heidegger dan doen met Kants “durf denken”?[77] Misschien is het wel ‘durf authentiek zijn’, “durf het zijn te denken”[78], ga niet altijd zomaar mee met de stroom, durf van het platgetreden pad afwijken en schrik niet terug voor “het afgrondelijke”[79] of het “erzijn als mogelijkheid”[80].


Conclusie

In het geblog kan ‘verstaan’ ontstaan maar het vraagt moed van de bloggers om het gepraat ‘eigenlijk’ spreken te laten worden. Het geblog vraagt nog meer durf dan het geschrijf en het gepraat. De verleiding om in het alledaagse te blijven hangen is erg groot.

In het bloggen kwam naar voor dat Dasein taal hanteert als een werktuig en zich taal heeft eigen gemaakt door te luisteren. Via het luisteren ontstaat het spreken, maar daardoor wordt Dasein ook onderdeel van taal. Taal is voor Heidegger veel meer dan een tekensysteem en meer dan een werktuig. Taal is daarenboven een Dasein: het meer is dan de som van de woorden: taal interpreteert zichzelf. Deze zelfinterpretatie uit zich bijvoorbeeld in het spontaan evolueren van taal; zoals de wereld dat doet en gekenmerkt is door tijdelijkheid. Taal is een deel van de wereld.

Via geblog en Heideggers werk over taal, was het de bedoeling op zoek te gaan naar het oorspronkelijke van taal; de betekenis. De vondst is ietwat anders uitgedraaid dan verwacht. Dat is zo omdat de weg naar taal onbestemd is. Onderweg naar taal doken verschillende kunstwerken op. Deze werken konden het tonende van taal vaak soms beter tonen dan taal zelf. Taal heeft immers de neiging zichzelf te verbergen. De oorsprong van taal is niet helemaal terug te vinden in zijn betekenis. Betekenis zit in taal zoals betekenis in de wereld aanwezig is, maar de oorsprong van taal is de stilte die betekenis bergt.


Achteraf

Taal is verweven met de wereld en met Dasein, zoals Dasein en de wereld verstrengeld zijn. Het is een kluwen waarin begin en eind niet te ontwarren of te ontwaren zijn. Daardoor zit het hele bestaan in taal vervat, zoals taal in het bestaan zit. “Talige conventies vertonen een voortdurende dynamiek. […] Conventies komen tot stand, worden instandgehouden of veranderen door sociale interactie.” [81] Vandaar dat mensen die in een nieuwe omgeving met een voor hen nieuwe taal willen integreren, meer doen dan die taal leren. “Ze leren niet alleen een nieuwe taal, maar adopteren ook de taalgewoontes of taalcultuur van de moedertaalsprekers. Zij leren zo hoe zij zo goed mogelijk kunnen verkeren met hen voor wie de taalcultuur vanzelfsprekend is.” [82]

En hoeveel inspanning ze ook doen, het blijven tweedetaalleerders. Zolang er enig accent hoorbaar blijft, zal zo iemand bij elke ontmoeting moeten uitleggen waar hij vandaan komt. Tweedetaalleerders kunnen niet opgaan in ‘het men’.

Geletterdheid

Is geletterd zijn kunnen opgaan in ‘het men’? Als de geletterdheidseisen van je omgeving hoger zijn dan je kunnen, kan je maar beter alles doen om jezelf te doen verdwijnen:[83]

Laaggeletterden hebben vaak een heel repertoire aan 'trucs' om hun problemen te verbergen. […]:

·        "Sorry, ik ben mijn bril vergeten."
·        "Die formulieren vul ik thuis wel in."
·        "Ik schrijf zo onleesbaar, doe jij dat maar voor me."
·        "Dat werkbriefje krijg je straks van me."
·        "Die bijsluiters zijn allemaal zo ingewikkeld."
·        "Ik laat de kinderen altijd boodschappen doen."
·        "Oh, ik dacht dat die afspraak morgen was."
·        "Die hoofdpijn gaat maar niet over."
·        "De televisie geeft toch al informatie genoeg."
·        "Ik heb een lelijk handschrift."
·        "Die regelingen zijn zo ingewikkeld, daar snapt een normaal mens niets van."
·        "Nee, werken met computers is niets voor mij."

Of je kan moedig zijn en opnieuw naar school gaan, het probleem signaleren en er aandacht voor vragen, het proberen te verhelpen en wat niet lukt leren compenseren met je andere talenten, mensen in je omgeving inschakelen om je te ondersteunen…

Uiteindelijk is er durf nodig om uit ‘het men’ te stappen, bijvoorbeeld door mee te bloggen, maar evengoed doorzettingsvermogen om bij ‘het men’ te kunnen en mogen horen. Als dat niet lukt, kan dat wellicht ook ervaren worden als een missing link.




Mieke Coulembier
27 juli 2012





[1] De Bouverne-De Bie, M., Cursus Sociale agogiek.
[2] Kurvers, J. in: CTO, Nieuwsbrief TAAL & ONDERWIJS december 2010.
[3] Federatie Centra voor Basiseducatie, Geletterdheid, een ruim begrip.
[4] Bourgeois, G., Beleidsbrief Inburgering en Integratie, p. 11.
[5] De Link vzw, Visie op armoede.
[6] Gontier, N. & Mondt, K., De Nieuwe Taalwetenschappen, p. 13.
[7] Heidegger, M., Brief über den »Humanismus«, p. 5.
[8] Guerrero, M., Heidegger - Language is the House of Being.
[9] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 8.
[10] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 8.
[11] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 3.
[12] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 4.
[13] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 5.
[14] Drefus, H.L., Being-in-the-World, pp. 5-6.
[15] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 6.
[16] Drefus, H.L., Being-in-the-World, pp. 7-8.
[17] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 8.
[18] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 6.
[19] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 10.
[20] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 10.
[21] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 78.
[22] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 6.
[23] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 8.
[24] Taylor, C., Heidegger, Language, and Ecology, pp. 248, 249, 252, 258, 259.
[25] Taylor, C., Heidegger, Language, and Ecology, p. 256, 257.
[26] Heidegger, M., Der Ursprung des Kunstwerkes. p. 60.
[27] Taylor, C., Heidegger, Language, and Ecology, p. 257 [mijn correctie].
[28] Taylor, C., Heidegger, Language, and Ecology, p. 256.
[29] Internet Encyclopedia of Philosophy, Martin Heidegger (1889—1976).
[30] Heidegger, M., Der Ursprung des Kunstwerkes.
[31] Heidegger, M., De oorsprong van het kunstwerk. p. 101.
[32] Heidegger, M., Brief über den »Humanismus«, p. 5.
[33] Heidegger, M., Unterwegs zur Sprache, p. 5.
[34] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 88
[35] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 90, mijn correctie.
[36] Inwood, M., Heidegger. Kopstukken Filosofie., p. 74
[37] Heidegger, M., Unterwegs zur Sprache, pp. 79-147.
[38] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 169.
[39] Heidegger, M., Zijn en tijd, p. 221.
[40] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 169.
[41] Heidegger, M., Zijn en tijd, p. 220.
[42] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 167.
    vertaling:
“Zij [het gepraat] duidt terminologisch op een positief fenomeen, dat de zijnswijze van het verstaan en uitleggen van het erzijn in zijn alledaagsheid constitueert." (Heidegger, M. Zijn en tijd, p. 219.)
[43] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 31.
[44] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 8.
[45] Heidegger, M., Unterwegs zur Sprache, p. 134.
[46] Gooskens, G., «Das Schwierige liegt in der Sprache», p. 78.
[47] Inwood, M., Heidegger. Kopstukken Filosofie., p. 74
[48] Schalks, A., Op weg naar de taal, p. 3
[49] Schalks, A., Op weg naar de taal, p. 3
[50] Heidegger, M., Unterwegs zur Sprache, pp. 37-82.
[51] Heidegger, M., Der Ursprung des Kunstwerkes. p. 59.
[52] Heidegger, M., De oorsprong van het kunstwerk. p. 88.
[53] Heidegger, M., Unterwegs zur Sprache, p. 163.
[54] Foucault, M., Les mots et les choses, p. 90.
[55] Foucault, M., Les mots et les choses, p. 73.
[56] Heidegger, M., Unterwegs zur Sprache, p. 120.
[57] Heidegger, M., Was heißt denken?, p. 50.
[58] Heidegger, M. Unterwegs zur Sprache, p. 112.
[59] Heidegger, M. Unterwegs zur Sprache, p. 137.
[60] Ippel, P. & Zijlstra, O., Heidegger op vakantie, p. 86.
[61] Ippel, P. & Zijlstra, O., Heidegger op vakantie, p. 86.
[62] Heidegger, M. Unterwegs zur Sprache, pp. 223-224.
[63] Vis, P., Filosofie voor iedereen?
[64] Egdom, R. van, reactie op: Beeckman, T., Taal van de toekomst.
[65] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 126.
[66] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 126.
[67] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 177.
[68] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 348.
[69] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 177.
[70] Drefus, H.L., Being-in-the-World, p. 27.
[71] Heidegger, M., Sein und Zeit, p. 232.
[72] Drefus, H.L., Being-in-the-World, pp. 26-27.
[73] Van den Bossche, M., Het pathos van het denken. p. 21.
[74] Van den Bossche, M., Het pathos van het denken. p. 21.
[75] Dalida, Paroles, paroles.
[76] Saldanha, C., Forte, L. & Vitti, J. Ice Age: The Meltdown, 41’29” tot 41’57”.
[77] Siebe, Brief 4.
[78] Idee promotor.
[79] Van den Bossche, M., Het pathos van het denken. p. 38.
[80] Van den Bossche, M., Het pathos van het denken. p. 38.
[81] Janssen, T., Commiceren, p. 185.
[82] Janssen, T., Commiceren, p. 177.
[83] Federatie Centra voor Basiseducatie, Geletterdheid in 12 portretten, pp. 30, 31.